gerrit-korthals-altes-buste-portret-by-mooniq-priem-onthulling-11-september
gerrit-korthals-altes-mooniq-priem-05_orig

​Buste Gerrit Korthals Altes

Formaat:  levensgroot
Materiaal: marmerhars
Locatie: Bij de Rabozaal in het International Theatre Amsterdam (stadsschouwburg)

Gerrit Korthals Altes
Gerrit was - tussen 1967 en 2001 - zakelijk leider van Toneelgroep Theater, het Publiekstheater en Toneelgroep Amsterdam. In 2001 ging Korthals Altes op 61-jarige leeftijd met vervroegd pensioen. In april 2021 verscheen zijn boek De Zwarte Dood in Venetie, echter heeft hij de presentatie van dat boek heeft hij niet meer mee mogen maken. Gerrit Korthals Altes is 80 jaar oud geworden.

Portret in opdracht
Begin 2021 contact Kees Huls mij als voorzitter van Stichting Oeuvre Jan van der Vossen (Kees Hulst), en vroeg mij of ik het portret van Gerrit Korthals Altes wilde boetseren, als eerbetoon omdat hij veel in de theaterwereld heeft betekent. 
Met dank aan zoon Thomas Korthals Altes voor de foto's!

gerrit-korthals-altes-mooniq-priem-04_orig
gerrit-korthals-altes-mooniq-priem-03_orig
gerrit-korthals-altes-mooniq-priem-02_orig
gerrit-korthals-altes-mooniq-priem-01_orig

Foto's 11 september 2022, International Theatre Amsterdam

Toespraak Hans Croiset

Voor Gerrit hoefde dat niet zo, toegeklapt te worden, erkenning deed hem wel wat, uiteindelijk wist hij van binnen heus wel wat hij al die jaren voor elkaar had gekregen, bijna dertig jaren twee huisgezelschappen van de Amsterdamse Stadsschouwburg zakelijk artistiek door de stormen van de tijd te laveren, en daar vóór nog eens zeven harde leerjaren samen in Arnhem, 37 jaar stond hij in de kern van het Nederlands toneelbestel! maar hij hield niet van dat openbare, laat mij maar rustig op mijn bankje zitten, boekje lezen, pijpje roken, boekje schrijven, beetje tennissen, sigaartje roken.
Het is pas anderhalf jaar geleden dat je ons hebt laten zitten, dat Anne en Thomas het zonder jou moeten doen, en pas een jaar geleden dat we jou hier een paar meter vandaan samen met een volle zaal hebben herdacht, en nu sta je hier in het marmerhars te pronken.
Wie had dat gedacht in de aanvang van de zestiger jaren toen je mee figureerde in Galileo Galilei van Brecht bij de Nederlandse Comedie onder regie van Ton Lutz, je theaterfascinatie was al een paar jaar eerder begonnen toen je met het Amsterdamse Corps Lorenzaccio van deMusset produceerde waar wij elkaar leerden kennen en hoeveel tijd er ook tussen ligt, tussen het nu en toen, een dikke zestig jaar, toch is het deze kop, deze kop van brons die mij als een tijdmachine terugtrekt naar die tijd, ik zie hier de jeugdige student rechten in, gewapend met de kritische blik die achter houdt wat hij werkelijk denkt van de wereld om hem heen, die je ziet denken:
Het kan toch niet waar zijn, dat zit toch anders in elkaar, maar laat ik dat nog maar even voor me houden, eerst de ander laten uitpraten en hem dan met zijn eigen argumenten beleefd maar onontkoombaar te confronteren, of scheidsrechterlijk tussen twee gelijkhebbers in te gaan zitten, ze allebei gelijk te geven en daar uit op eigen houtje een beter standpunt te destilleren
Maar ga ik naast hem staan om hem van de zijkant af te bekijken, dan zie ik een door levens- en werkervaring doorgroefd gezicht, waarbij hij zijn wangen intrekt omdat hij argumenten moet aanhoren die hij al dertig jaar heeft moeten doorstaan, maar die hij de tegenpartij: zakelijk leiders hebben altijd een tegenpartij of zitten klem tussen twee partijen in, die hij de tegenpartij gunt door die het gevoel te geven dat die volstrekt origineel of nieuw uit de hoek komt.
In al die decennia, dat zijn er dus vier geweest, veertig jaren waarin het theater telkens grondig van aanzicht veranderde en waarin Gerrit op het hoogste platform van het Nederlands toneel zijn artistieke compagnons begeleidde in hun worstelingen om de tijdgeest bij te benen, om er met zijn ondersteuning grip op te krijgen, om op die tijdgeest vooruit te lopen, en altijd moest hij het financiële puin ruimen. Ga maar eens na: dat heeft hij moeten doen hier in dit pand met Ton Lutz, met mij zei de gek, met Geraasd `Jan Rijnders, uiteenlopender mensen kun je je nauwelijks voorstellen, toch?

Je ziet aan de zeldzame frons in zijn voorhoofd dat hij mij nu met verbazing aanhoort, je ziet dat hij als altijd zijn werkelijke mening voor zich houdt, hij zette die terughoudendheid strategisch in om anderen blijvend aan te sporen duidelijker en vastberadener hun idee vorm te geven, daarvoor was hij op de wereld: mensen aan te sporen, niemand voor de voeten te lopen, waar het nodig was branden en brandjes te blussen, paden uit te stippelen, pijpje te roken, boekje te lezen, met vrienden plezier te maken, zijn kinderen te begeleiden, met zijn kleinkinderen te spelen, op de fiets te stappen, in de tramrails vast te raken, of onverwacht langs te komen en drie weken te blijven, eitje pellen, dat moet maar drie minuten koken, meester gerrit riepen mijn kinderen, auto vastgelopen in het zand van Les Landes, mij te helpen iets meer van de tekst van Driekoningenavond te begrijpen, ik mag nu alles in je hoofd stoppen waar ik het niet meer met je over kan hebben, dat is toch een troost, een schrale, want het blijft onbegrijpelijk dat ik het met je afgietsel moet doen.
In de jaren dat jij en ik samenwerkten, en dat zijn er van jouw veertig toch zeventien geweest, gingen we vaak, wanneer zelfs jij het niet meer zag zitten naar het museum, in Arnhem naar het Gemeentelijk en hier naar het Stedelijk, wanneer we er dan een uurtje slenterend hadden doorgebracht, was er altijd wel weer een doek of een beeld dat ons op andere gedachten had gebracht . Nu zetten we onze afspraak voort bij deze kop, iedere keer dat ik hier een voorstelling ga zien, ga ik even bij je langs, tot de volgende keer lieve vriend.

Tja het is een overgang van een overledene naar een levende, want gelukkig kun jij hier in levende lijve naar je zelf zitten kijken, nog wel ten voeten ook, laat ik maar bij die voeten beginnen, ze hebben iets aarzelends, ze staan er niet bij alsof ze willen zeggen waarom staan we hier, we schuifelen ons voetje voor voetje een beetje in deze pose, alsjeblieft niet op een actrice achtige manier, niet van: hier sta ik- ik kan niet anders, ik kan namelijk wel anders, maar dat gaat jullie niets aan, ok kom ik hier te hangen, maar dan wel op mijn manier, en verwacht ook niet van mij dat ik liefelijk in de camera ga kijken, dat bewaar ik alleen maar voor wanneer dat voor een rol gevraagd wordt, en zeker niet tijdens het poseren, poseren, misschien wel het ergste wat me kan overkomen. Blootgeven, nou nee, nee, daarom heb ik ook maar deze jurk aangetrokken, ik heb veel mooiere, maar die hou ik voor mezelf, als ik mijzelf dan afsta voor een beeltenis van mijzelf is dat al ijdel genoeg, dan gaan we dat niet nog eens onderstrepen met extravaganties, ik vind het best een eer om hier te hangen in een hoekje ergens, ik heb hier tenslotte mijn mooiste jaren doorgebracht, dat kan ik makkelijk zeggen want dat is toch niet meer te controleren, zoveel mensen zijn er niet meer die die jaren hebben meegemaakt. O, valt dat wel mee, nou vooruit dan maar, hou er nou maar over op.

hans-croiset-en-gerrit-korthals-altes-mooniq-priem_orig

Nee nu neem ik zelf het over, en ik hou er nog eventjes niet over op, er zijn namelijk heel wat redenen om jou hier in de portrettengalerij der bijzonderen op te nemen, Gerrit en ik verbeelden ons namelijk dat wij jouw mooiste jaren hier van dichtbij hebben meegemaakt toen we tot de oprichting van het Publiekstheater in de zeventiger jaren overgingen, en jij er vanaf de eerste dag deel van uitmaakte, al zat jij dan niet in de dagelijkse leiding, je hebt met jouw wild enthousiaste houding en opstelling al die tijd het gezelschap, je collega’s bij de les gehouden, jij hebt een niet te onderschatten aandeel gehad dat de verbrande aarde die de toneelopstand van eind jaren zestig had achtergelaten, weer vruchtbaar te maken en mede door jouw Grusche,( de Kaukasische Krijtkring van Brecht) met Lotte ( van Groot en Klein van Botho Strauss), die jou even zovele Theo d’Ors opleverden; voor de scherpslijpers onder dit publiek, “he die eerste Theo was toch voor Ibsens’ Gabler, Hedda, ‘de vrouw gevuld met dood’,” ja dat klopt, die creatie ging vooraf aan het Publiekstheater, maar ik reken haar maar al te graag erbij omdat onze samenwerking toen, direct vooraf ging aan onze bezetting van dit heilige pand, onze Stadsschouwburg.
Laten we zeggen, jij was de aanvoerster van de troepen